Paratbc

Paratbc wordt door een bacterie veroorzaakt en uit zich in een ongeneeslijke darmontsteking. Er zit een lange tijd tussen besmetting en ziekteverschijnselen (tussen de 1,5 tot 10 jaar). De Paratbc-bacterie heeft een stevige waslaag, waardoor deze meer dan een jaar buiten het dier kan overleven in bv. kuil, mest of water.

Besmette runderen scheiden de bacterie vooral uit via de mest en daarnaast via melk en biest. Infectie vindt plaats via opname in de bek. Het ongeboren kalf kan zelfs in de baarmoeder worden besmet. Kalveren zijn vooral het eerste levensjaar gevoelig voor besmetting. Hoe jonger, des te gevoeliger. Kalveren van geïnfecteerde moeders hebben een erg grote kans om zelf ook met Paratbc besmet te worden.

Een besmette koe kan vanaf tweejarige leeftijd de paratbc-bacterie verspreiden. Aangezien het nooit zeker is dat een koe vrij is van paratbc, kan in principe elk rund ouder dan twee jaar de ziekte overdragen.

De kern van de bestrijding is het voorkomen van nieuwe infecties:

  • Vang het kalf schoon op en haal het direct na de geboorte bij de koe weg. Dit voorkomt dat het kalf zich kan besmetten door de opname van mestdeeltjes tijdens het zogen.
  • Geef het kalf alleen biest van de eigen moeder en na de biestperiode uitsluitend kunstmelk
  • Huisvest de fokkalveren minimaal de eerste drie weken in een eenlingbox in een jongveestal of kalverhut/-iglo, die is afgezonderd van het oudere (melk)vee.
  • Huisvest de fokkalveren tot een leeftijd van 12 maanden apart van de runderen van twee jaar en ouder. Hoewel de weerstand tegen paratbc na het spenen van de kalveren sterk toeneemt, blijven preventieve maatregelen nodig.
  • Voorkom dat mest van de oudere dieren in de jongveestal terechtkomt (via voer, kleding, gereedschap). Werk van jong naar oud en gebruik aparte kleding en gereedschap voor deze twee leeftijdsgroepen.
  • Voorkom verontreiniging van het drinkwater van jongvee met mest van ouder vee (gescheiden drinkwatercircuit, geen oppervlaktewater).
  • Houd de kalveren het eerste jaar binnen en geef ze goed gewonnen en niet met mest verontreinigd ruwvoer (mais, hooi of gedroogd gras). Weidepercelen en kuilgras kunnen door beweiding en bemesting besmet zijn met paratbc.

Samenvattend: belangrijkste is om biest van eigen moeder te verstrekken en nakomelingen van positieve dieren af te voeren. Wanneer  er biest van andere dieren aan kalveren wordt verstrekt, dan dient dit goed te worden genoteerd.